Jong
en
Vlaams

“… Maar dat stoorde mijn vrienden niet, zolang ik een goede flamingant was.”

Enige edities geleden publiceerde ik een stuk over de joodse activist Marten Rudelsheim, die in september 1920 in een Belgische cel overleed. Er valt evenwel nog meer te schrijven over andere overtuigde joodse flaminganten na de Eerste Wereldoorlog en hun belang voor het voortbestaan van de strijdende Vlaamse beweging.

De personen aan wie dit stuk gewijd is, manifesteerden zich hoofdzakelijk in het Antwerpse. Sommigen van hen – zoals Rudelsheim – zetten zich tijdens de oorlogsjaren 1914-1918 in binnen het activisme. Zo onder andere Sallie Kok, een diamanthandelaar van Nederlandse afkomst die zich ontpopte als geldschieter voor activistische publicaties. Andere ‘bekenden’ zijn telgen van de familie Friedman, aangezien ook zij zich met het activisme hadden verbonden. De activist Moïsje Friedman was goed bevriend met een broer van August Borms, maar ook met schrijver/dichter Felix Timmermans en de sociaalvoelende Herman Vos. Moïsje vond dat het standpunt van de Vlaamse beweging perfect combineerbaar was de zionistische idee: “De Vlamingen leefden in hun eigen land, maar werden niettemin onderdrukt.” Zoals de joden zochten in zijn ogen ook de Vlamingen naar hun eigen beloofde land. Na de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Nederland.

Moïsjes broer Joseph, een rabbijn en directeur van de Antwerpse school Jesodé Hatorah, besloot na de oorlog de activisten in bescherming te nemen. De school was van groot belang voor de van activisme beschuldigde Vlaamse leraren. Die konden na hun veroordeling immers zeer moeilijk werk vinden in het openbaar onderwijs. Verder raakte ook een derde broer, Oscar, na 1918 betrokken bij het militante flamingantisme. Samen met andere joodse jongeren, sommigen zonen van een rabbijn, nam hij deel aan Vlaams-nationalistische optochten: “Wij […] schreeuwden leuzen als ‘Alles voor Vlaanderen, niets voor België!’ De enige leus die ik niet meeschreeuwde, – en ik ben er zelfs niet helemaal zeker van – was ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus!’ Maar dat stoorde mijn vrienden niet, zolang ik een goede flamingant was.” Naast optochten nam Oscar ook deel aan knokpartijen tegen de militanten van het belgicistische en fascistische Nationaal Legioen.

De joodse flaminganten manifesteerden zich in de jaren 1920 ook op andere manieren. Zo maakten een aantal joden zich lid van de Frontpartij en kon het Vlaams-nationalistische blad De Schelde volgens onderzoeker Lieven Saerens rekenen op een vrij uitgebreid joods lezerspubliek. In 1928 steunden verschillende joden het August Borms-verkiezingsfonds financieel. Het Antwerpse Front, de Antwerpse afdeling van de Frontpartij, kon ook op sympathie regelen in de diamantbewerkerskringen.

Aan het einde van de jaren 1920 en het begin van de jaren 1930 keerden sommigen van de flamingante joden zich naar het zionisme. Moïsje week uit naar Palestina. Dit alles was het gevolg van de evolutie van het Vlaams-nationalisme van de jaren 1930, toen dat in grote mate in fascistisch vaarwater terechtkwam. Oscar werd tijdens de oorlog in krijgsgevangenenkampen opgesloten, keerde na de oorlog terug naar Antwerpen en vestigde zich in 1955 definitief in Israël. Moeder Friedman overleefde de genocide op de joden niet.

Dergelijke lessen leren ons, dat we als Vlaamsgezinden respectvol met elkaar moeten blijven omgaan. Vingerwijzen, andersdenkenden beschouwen als ‘slechte Vlamingen’, … Helpt onze zaak geen meter verder. Wie oprecht een hart voor Vlaanderen heeft, moet zijn kameraden bijstaan. Personen die Vlaanderen slechts als middel zien om zelf carrière te maken en voor zichzelf postjes binnen te rijven, daar hoeven we onze tijd niet in te steken.

Nick Peeters

Deel dit bericht op uw sociale mediakanalen of verzend de link met een E-post bericht.

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram
WhatsApp
E-Post