“Wie er zich als Vlaming laat gelden, hem wordt het leven daar onmogelijk gemaakt”
Eerder dit jaar publiceerde ik, op de website van de VVB, een stuk over de Vlaamse ervaring van het kolonialisme in Congo (‘Wij zijn de negers van Europa!’). In deze bijdrage ga ik aan de hand van enkele uitgaven, van het Vlaams-nationalistische blad De Schelde (1925-1929), dieper in op hoe de behandeling van de Vlamingen in de vroegere Belgische kolonie werd voorgesteld in ‘onze’ pers.
Op woensdag 23 december 1925 publiceerde De Schelde het artikel: ‘Hoe Vlamingen behandeld worden in Congo’. Daarin schreef de auteur dat er kort tevoren een discussie had plaatsgevonden in het parlement over de onwaardige behandeling van Vlamingen in de kolonie. Vlaams kamerlid Moutaert suggereerde toen: “Zoo ik goed ingelicht ben, zouden de Vlamingen in onze kolonie verdrongen worden, door de fransch sprekende elementen, en er in een minderwardigen toestand verkeeren…” De minister die verantwoordelijk was voor de koloniën, de katholieke Henri Carton de Tournai, vroeg tijdens het debat om bewijzen van deze bewering. Zowel Moutaert als de schrijver van het artikel verwezen naar de getuigenis van een Vlaamse ambtenaar, die zes jaar werkzaam was geweest in een onderneming in Congo. Hij werd er ontslagen omwille van zijn voorzitterschap van de ‘Vlaamschen Kolonialen Studiekring’ en zijn medewerking aan het Vlaamse tijdschrift ‘Zaïre’ zonder toestemming van zijn directeur. Daarnaast had hij op 11 juli en tijdens het bezoek van toenmalig prins Leopold III de leeuwenvlag uitgehangen aan zijn woning in Elisabethville. Voorafgaand aan zijn ontslag werd hij een maand geschorst, omdat hij weigerde de leeuwenvlag op de ‘rots van Boesanga’ te planten. Deze zou 150 kilometer van Elisabethville gelegen zijn, in volle wildernis. Na snel onderzoek op het internet bleek echter dat de afstand niet 150 kilometer bedroeg, maar 400. Vandaag(!) betekent dit een kleine zeven uur rijden. Je moet je maar eens afvragen hoelang je in 1925 onderweg zou zijn geweest, als je al gemotoriseerd vervoer had … Het stuk deed de behandeling van de Vlaming verder af als een straf voor zijn “Vlaamsche handelswijze en tevens als schrikaanjagend voorbeeld voor de andere Vlamingen.” De Waalse minister was in het parlement formeel in zijn antwoord: “Ik betreur dat hij ten aanzien der talrijke in Katanga verblijvende vreemdelingen en der negerbevolking zich openlijk en op eene wijze die, aldaar vooral, als eene uitdaging kan beschouwd worden, onthouden heeft de vlag uit te steken die al de Belgen rond zich moest scharen: de nationale vlag.”
Op 23 maart 1927 kwam de kwestie opnieuw ter sprake, toen Daensistisch parlementslid Karel Leopold Van Opdenbosch het onbegrip van de minister tegenover de Vlamingen twee jaar eerder aanklaagde: “De heer minister noemde die vlag ‘Het symbool van het separatisme! De leeuwenvlag, de vlag van ’t oude Vlaanderen, het symbool van het separatisme’. De heer minister weet niet dat in de plooien van de leeuwenvlag heel wat meer roem en glorie liggen besloten dan in deze van de Belgische driekleur. Over de getroffen Vlaming opperde hij: “Zedelijk is die man groter en schoner geworden, én om zijn Vlaamsche daad, én om den maatregel die zoo onhandig tegen hem werd getroffen, en Vlaanderen draagt hem een goed hart toe.”
Ongeveer twee jaar later, op woensdag 28 augustus 1929, publiceerde De Schelde opnieuw een stuk getiteld ‘Belgisch Congo’. Daarin klaagde de auteur, die op het einde als ‘N.M.’ vermeld staat, het gebrek aan aandacht voor de wantoestanden tegenover de Vlamingen in Congo aan. Volgens de schrijver heersten in Congo net dezelfde toestanden als in België: men had er schijnbaar dezelfde ‘Brusselsch-Waalsche zelfvoldaanheid’, “maar zonder het correctief van een stevige Vlaamsche zweep!” De auteur richtte zich duidelijk op de Vlamingen, die zich niet bewust waren van wat er zich in Afrika rond de evenaar afspeelde: “We zouden willen duidelijk maken aan de velen, die het niet of al te weinig vermoeden, hoe het er ginder werkelijk toegaat onder het zeer gezegende <<Belgisch>> regiem, dit regiem dat ons hier sedert 100 jaar er onder houdt.” Hij staafde zijn beweringen met een getuigenis van Jan Timmermans, die voor de Frontpartij zetelde in de Antwerpse provincieraad: “… de Vlaming wil geëerbiedigd worden in zijn eigen land en overal elders waar men beroep op hem doet, ook in de Congo-Kolonie. Een aantal incidenten bewezen voldoende dat dit niet het geval is; wie er zich als Vlaming laat gelden, hem wordt het leven daar onmogelijk gemaakt.” De behandeling van de Vlamingen was er, volgens de auteur van het artikel, sinds 1925 niet op vooruitgegaan: “Het goevernement is er niet mee in zijn schik. Het weert ze, waar mogelijk, zoowel uit de ondergeschikte als uit de leidende posten. […] Broodroof geschiedt er in ’t groot, en wordt ten andere gepleegd niet alleen tegen Vlamingen, doch tegen allen die er een andere politieke mening op nahouden […] In vele gevallen – wordt eerst nog overgegaan tot verplaatsingen, die groote persoonlijke kosten kunnen veroorzaken, naar gevaarlijker, ongezonder en oncomfortabeler gewesten.”
Een dag later, op donderdag 29 augustus 1929, publiceerde De Schelde een tweede stuk, waarin dezelfde auteur aangaf van wie de Vlamingen afhankelijk waren voor hulp. De Belgische overheid alleszins niet, integendeel: “Uitsluitelijk zooals hier, op niets en niemand anders dan de Vl. Nat. Beweging. Wat Congo aangaat zijn de Belgicistische partijen al even in gebreke gebleven als hier. […] Om de verdrukking die de Vlamingen in Congo lijden te doen ophouden is er maar één enkele oplossing. De ondervinding leert dat alle partijen machteloos staan, of den brui ervan geven om iets voor de Vlamingen in Congo te doen. Eerst in een zelfstandig Vlaanderen zullen de Vlamingen ophouden <<Belgische>> Negers te zijn.”
Nog in 2011 uitte Urbanus hetzelfde gevoel op de Nederlandse televisie. Tijdens een uitzending van het programma ‘Pauw en Witteman’, deed de komiek de volgende uitspraak: “Als je zo rond Brussel woont […] ik had altijd het gevoel een euhm… Een witte neger, ik was gewoon een witte neger.” Aan het einde van de aflevering, stelde Urbanus nog lacherig: “Wij zijn de negers van Europa!” Hij is niet de enige die die mening ooit toegedaan was!
Nick Peeters
Deel dit bericht op uw sociale mediakanalen of verzend de link met een E-post bericht.